Vrijstelling RV ‘spin-offs’ : over het moeilijk te leveren bewijs

PARTAGER

woensdag, 13 november, 2024

Belastingregime van de spin-off: schending van de eigendomsbescherming (art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM)?

 

1.Verrijking van de belegger : geen criterium

  • Onder verwijzing naar het klassieke standpunt van de Administratie, meent de rechtbank van eerste aanleg te Gent dat een uitkering van aandelen in natura in het kader van een spin-off van een Amerikaanse vennootschap, een belastbaar dividend (in hoofde van een belegger – natuurlijke persoon) vormt in de zin van artikel 18, al. 1, 1° WIB (vonnis van 9 oktober 2024, AR 22/3072/A).
  • De rechtbank verwerpt resoluut het standpunt van het hof van beroep te Bergen (arrest van 14 januari 2022) dat het belastbaar dividend beperkt zou moeten worden tot beloop van de werkelijke verrijking van de aandeelhouder naar aanleiding van de spin-off-verrichting.

2.Verwerping specifieke RV vrijstelling

  •  In casu verwerpt de rechtbank de toepassing van de vrijstelling (art. 264, al. 1, 4° WIB), omdat de belastingplichtige er niet in was geslaagd aan te tonen dat aan al de (7!) toepassingsvoorwaarden was voldaan, en in het bijzonder de voorwaarde dat de verrichting als “belastingneutraal of vrijgesteld van belasting” moet worden beschouwd in het land waar de spin-off plaatsvindt (in casu de Verenigde Staten).
  • => Het is een ware uitdaging is om te bewijzen dat aan alle zeer strikte voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling is voldaan.

3.Schending van de eigendomsbescherming van artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM?

  • De belastingplichtige verwees ook naar een arrest van de Nederlandse Hoge Raad van 24 december 2021 over het Nederlandse stelsel van belastingheffing op inkomsten uit sparen en beleggen (‘box 3’).
  • In dat arrest veroordeelde de Hoge Raad het box 3-stelsel wegens schending van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM. Kenmerkend aan dit stelsel was dat de belasting niet gebaseerd was op de effectieve inkomsten uit beleggingen, maar wel op een fictief rendement dat uitging van het gemiddelde rendement van de beleggingen tijdens voorgaande jaren.
  • De belastingplichtige zag een gelijkenis tussen deze zaak en de belasting die hij had moeten ondergaan naar aanleiding van de spin off.

Maar de Gentse rechtbank verwerpt ook dit argument, omdat er in casu geenszins sprake was van een ‘fictief’ dividend.

  •  De vraag rijst echter volgens mij of er geen sprake is van een ‘onevenredige’ belasting die het ‘juiste evenwicht’ zou verstoren, zoals vereist in het kader van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM, ingevolge de combinatie van, enerzijds, de belasting als dividend van de uitkering in natura naar aanleiding van een spin off (hoewel er geen verrijking is!), en, anderzijds, de praktische onmogelijkheid om de vrijstelling van roerende voorheffing in te roepen.

Lees hierover het artikel van Denis-Emmanuel Philippe in de Le Fiscologue van deze week.

PARTAGER

Loading...