CD&V wil de ‘kleine belegger’ ontzien door de grens vanaf wanneer meerwaardebelasting moet betaald worden te verdubbelen tot 20.000 euro. “Als iedereen bij de minste weerstand terugkomt op de gemaakte afspraken, gaat er van deze regering niet veel in huis komen”, reageert Vooruit-voorzitter Conner Rousseau.
De inkt van het regeerakkoord was nog niet droog of er was al hommeles tussen de MR en Vooruit over hoe de passage over de meerwaardebelasting moest geïnterpreteerd worden. MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez zwaaide met een geheime afspraak die hij daarover met premier Bart De Wever (N-VA) buiten het regeerakkoord had gemaakt. Iets wat De Wever ontkende. Het was meteen duidelijk dat in de rush om op 1 februari een akkoord te hebben, de invoering van die meerwaardebelasting niet goed werd doorgepraat. Ze is nochtans de achilleshiel van deze regering. Ze moet voor Vooruit dé garantie vormen dat ‘de sterkste schouders’ ook hun steentje bijdragen. Zodra aan essentiële elementen uit het regeerakkoord wordt geraakt, dreigt het hele kaartenhuisje in elkaar te vallen.
Toch wil CD&V opnieuw morrelen aan de afspraken. In het regeerakkoord is bepaald dat er een meerwaardebelasting van 10 procent komt op meerwaarden boven de 10.000 euro. Die zogenoemde voetvrijstelling moet garanderen dat de kleine belegger kan ontkomen aan die meerwaardebelasting. Maar CD&V stelt nuvoor om die voetvrijstelling te verdubbelen tot 20.000 euro. “Ouders die maandelijks 100 euro opzijleggen voor hun kinderen zijn niet de sterkste schouders”, verdedigt CD&V-voorzitter Sammy Mahdi een verhoogde voetvrijstelling. Eerder had Bouchez al gepleit voor een vrijstelling voor wie zijn aandelen langer dan tien jaar aanhoudt. Iets wat premier De Wever ook al suggereerde, maar evenmin in het regeerakkoord staat.
Een tweede heikel punt blijft de discussie over de ondernemers met een eigen zaak, die vaak niet beursgenoteerd is. In het regeerakkoord staat dat wie een aanmerkelijk belang van 20 procent of meer heeft in een vennootschap kan genieten van een gunstiger regime waarbij het belastingtarief trapsgewijs omhooggaat naar 10 procent. Die 10 procent is pas verschuldigd zodra de meerwaarde meer dan 10 miljoen euro bedraagt. Maar wat met iemand die net niet aan die 20 procent komt? Volgens Vooruit en CD&V was het meteen duidelijk dat zo iemand meteen 10 procent betaalt op de meerwaarde boven de 10.000 euro. De MR vindt dat ook zo iemand van een coulanter regime moet kunnen genieten. En intussen is CD&V ook de mening toegedaan dat een bedrijfsleider die net onder de 20 procent ligt niet meteen de volle pot moet betalen.
Losse eindjes
Vooruit ziet met lede ogen aan hoe langs alle kanten voorstellen opduiken die de meerwaardebelasting mogelijk uithollen. Die belasting moet volgend jaar 250 miljoen euro opbrengen en op kruissnelheid in 2029 een half miljard euro. Als de basis van de meerwaardebelasting wordt verkleind, kan die logischerwijs alleen evenveel opbrengen als het tarief van 10 procent wordt verhoogd. “Als iedereen bij de minste weerstand terugkomt op de gemaakte afspraken, gaat er van deze regering niet veel in huis komen, en daar zijn de gewone mensen de dupe van”, reageerde Rousseau bij Villa politica op de VRT. “Wat in het regeerakkoord staat, moet onverwijld uitgevoerd worden. Over de techniciteiten en modaliteiten kan gepraat worden, maar we vertrekken van het kader in het regeerakkoord. En daarin staat duidelijk een vrijstelling vanaf 10.000 euro en een specifieke regeling voor wie een aanmerkelijk belang van 20 procent heeft en niet minder. Als iemand aan een regeerakkoord begint te morrelen, wordt het gevaarlijk.” Vooruit gaat er bijvoorbeeld wel vanuit dat het nooit de bedoeling is geweest dat de meerwaardebelasting zou gelden op pensioensparen. Daarover staat helemaal niets in het regeerakkoord.
Minister van Financiën Jan Jambon (N-VA) blijft zich ondertussen verschuilen achter het feit “dat de modaliteiten nog moeten afgeklopt worden. Ik stel vast dat een regeringspartij een modaliteit heeft voorgesteld en die kan er alleen komen als alle vijf regeringspartijen het daarover eens zijn”, aldus Jambon donderdagnamiddag tijdens het vragenuurtje in de Kamer.
Los van die twee discussiepunten zijn er nog verschillende losse eindjes die moeten beslecht worden. Een belangrijke vraag is, bijvoorbeeld, met welke methode de niet-beursgenoteerde bedrijven gewaardeerd zullen worden om uit te maken of iemand een meerwaarde heeft geboekt. Er bestaan immers verschillende waarderingsmethodes. “In de buurlanden is de waarderingsmethode niet in de wettekst opgenomen”, zegt fiscalist Denis-Emmanuel Philippe van Bloom Law. “Bij de verkoop van een pakket aandelen beoordeelt de fiscus dan achteraf of de waardering correct is gebeurd. Maar dat zal geheid tot discussies en rechtszaken leiden. Wij raden onze cliënten aan om hun bedrijf te waarderen zodra de meerwaarderegeling in werking treedt.”
Waterdichte regeling
Een andere vraag is hoe die belasting zal geïnd worden. Zullen de financiële instellingen dat voor beursgenoteerde aandelen moeten doen, net zoals ze nu al de roerende voorheffing inhouden, of zal de belastingplichtige ze in zijn belastingaangifte moeten opnemen? Voor niet-beursgenoteerde aandelen zal de inning bijna zo goed als zeker alleen via de belastingaangifte kunnen.
En wat met iemand die op verschillende tijdstippen een pakketje aandelen kocht van hetzelfde bedrijf? Als hij nadien opnieuw aandelen van dat bedrijf verkoopt, wordt de meerwaarde dan bekeken tegenover het eerste pakketje dat hij kocht of het laatste? Of wordt er een gemiddelde gemaakt?
Tal van vragen wachten nog op een antwoord. De regering-De Wever maakt de regeling best waterdicht, want de kans is groot dat een of andere tegenstander ze zal proberen te laten vernietigen bij het Grondwettelijk Hof.
Journalist Christof Vanschoubroek
Lees ook het artikel in De Standaard