Partiële splitsing gevolgd door aandelenoverdracht – Toepassing van antimisbruikbepalingen

PARTAGER

woensdag, 4 september, 2024

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen heeft zich op 25 maart 2024 uitgesproken over de toepassing van twee antimisbruikbepalingen (art. 203, § 1, 7° – de antimisbruikbepaling v/d Moeder-dochterrichtlijn- en art. 344, § 1 WIB 1992) op een verrichting waarbij :

  • een groepsvennootschap (B) partieel wordt gesplitst. B is een ‘zuivere’ vastgoedvennootschap geworden na de overdracht van haar operationele activiteit aan een nieuwe vennootschap (D) in het kader van de splitsing.
  • de groepsholding (A) overdraagt vervolgens aan een derde investeerder de aandelen in B.

1.Standpunt van de fiscus

De fiscus weigerde in hoofde van de holding A de vrijstelling van de meerwaarde verwezenlijkt op de aandelenoverdracht (art. 192 WIB 1992), omdat de verrichting in haar geheel bekeken een ‘kunstmatige constructie’ zou zijn en omdat er sprake zou zijn van ‘fiscaal misbruik’.

2.Vonnis

De rechtbank verwerpt evenwel de toepassing van de voormelde twee antimisbruikbepalingen, omdat:

  • er ‘geldige zakelijke motieven’ waren voor de verrichting, maar ook omdat
  • de twee bepalingen niet toelaten abstractie te maken van het feit dat de vennootschap (A) in wiens hoofde de fiscus de meerwaarde wilde belasten (alsof zij het vastgoed rechtstreeks had verkocht) nooit zelf eigenaar van het vastgoed was geweest; de gebouwen behoorden immers toe aan een andere vennootschap (B) die een afzonderlijke rechtspersoonlijkheid heeft.

3.Zienswijze rulingdienst

Merk op dat de Administratie de constructie niet heeft aangevochten door het belastingneutraal karakter van de partiële splitsing te betwisten op basis van artikel 183bis WIB 1992. De argwaan van de Administratie werd gewekt door de omstandigheid dat de partiële splitsing gevolgd werd door een aandelenoverdracht.

De Administratie bekijkt herstructureringen van vennootschappen gevolgd door een verkoop van aandelen aan een derde investeerder, immers met enige achterdocht. De rulingcommissie heeft zich al meermaals moeten uitspreken over dergelijke reorganisaties. Over het algemeen maakt zij haar rulings afhankelijk van een verbintenis om de verkoopprijs te herinvesteren in een economische activiteit die belastbare inkomsten genereert.

In casu was de verkoopprijs effectief gebruikt als ‘hefboom’ om een bankfinanciering te verkrijgen die herinvestering in afschrijfbare activa mogelijk maakte, wat de geldige zakelijke motieven voor de verrichting versterkt.

4.Nog geen afgelopen verhaal

Het laatste woord over deze zaak is evenwel nog niet gezegd, aangezien de Administratie naar verluidt beroep heeft aangetekend tegen het vonnis.

Lees hier het artikel van Denis-Emmanuel Philippe en Aymeric Nollet in de ‘ Fiscoloog’ nr 1847.

PARTAGER

Loading...